De Matteuccia struthiopteris is een varen uit de bolletjesvarenfamilie (Onocleaceae) en wordt ook struisvaren of bekervaren genoemd. De struisvaren komt uit het gebied van Noord- en Midden-Europa tot Noordoost-Azië en het noorden van Noord-Amerika.

Het woord struthiopteris stamt uit het Oudgrieks waarbij struthio “struisvogel” betekent en pteris “varen”. Die naam heeft deze varen te danken aan de buitenste bladeren die op struisvogelveren lijken.

De buitenste bladeren van de struisvaren vormen een trechter of beker (vandaar de naam bekervaren) en zijn steriel. In de zomer verschijnt vanuit het midden van de beker een tweede soort bladeren die kleiner zijn en sporen dragen. In eerste instantie zijn die binnenste bladeren groen, maar ze worden bruin als de sporen rijp worden. Deze binnenste bladeren blijven in de winter overeind staan en laten in het voorjaar de sporen los.

De Matteuccia struthiopteris geeft de voorkeur aan een beschaduwde en beschutte plek met humusrijke, vochtige en goed gedraineerde grond. Bij teveel zon en/of droogte worden de bladeren bruin. In kleigrond zal de bekervaren minder goed gedijen. De struisvaren is bestand tegen kortstondige overstroming bij bijvoorbeeld rivieroevers.

De struisvaren verspreidt zich door middel van korte rizomen waardoor er een dicht op elkaar groeiende kolonie ontstaat. De volwassen varen wordt niet graag verplaatst, maar je kan de jonge uitlopers wel uitgraven en verplaatsen. De Matteuccia struthiopteris verspreidt zich ook door middel van sporen. Op een plaats waar deze varen het naar zijn zin heeft heb je er in korte tijd velen staan. Deze varen komt het beste tot zijn recht in een grote tuin waar plek is om uit te breiden.

 

 

Bladkleur: groen

Bloeiperiode: geen

Bloemkleur: geen

Eigenschap: jaarlijks opnieuw opkomend

Geurende bloem: nee

Grondsoort: normaal/vochtig

Hoogte: 1 m

Standplaats: halfschaduw/schaduw

Trekt bijen aan: nee

Winterhardheid: -25 ºC